Artrose achtervoet
De achtervoet wordt gevormd door 4 botten:
- Het hielbeen (calcaneus)
- Sprongbeen (talus)
- Scheepvormig been (naviculare)
- Dobbelsteenvormig been (cuboid).
Deze botten vormen samen de volgende drie gewrichten:
- Onderste spronggewricht (tussen talus en calcaneus), op tekening rood
- Talonaviculare gewricht (tussen talus en naviculare), op tekening blauw
- Calcaneocuboid gewricht (tussen calcaneus en cuboid), op tekening groen
Samen zorgen deze gewrichten voor zijwaartse kanteling en draaiing in de achtervoet. Dit is belangrijk bij afwikkeling en opvangen van oneffenheden tijdens het lopen.
Drie gewrichten in de achtervoet.
Artrose van de gewrichten in de achtervoet ontstaat vaak door een standsafwijking of een eerdere botbreuk van bijvoorbeeld het hielbeen.
Klachten van de gewrichten in de achtervoet kunnen ook voorkomen bij een platvoet.
​
Stellen van de diagnose
Artrose van deze gewrichten zorgt voor pijn en daarnaast ook stijfheid van de voet. Hierdoor gaat het lopen slechter en dee afwikkeling van de voet wordt beperkt. Ook lopen op oneffen ondergrond kan moeizamer of pijnlijker zijn. De pijn zit vaak rondom of net onder de enkel. Ook de binnenzijde van de voet kan pijnlijk zijn. Daarnaast kan er wat zwelling rondom de hiel of enkel optreden.
Door goed te luisteren naar uw verhaal heeft de orthopedisch chirurg vaak al een goed idee wat er aan de hand kan zijn. Hij/zij zal u eerst staand onderzoeken en kijkt dan naar de stand van de enkel en voet. Soms wordt u gevraagd een aantal oefeningen uit te voeren. Er zullen staande röntgenfoto’s van uw voeten en enkels worden gemaakt. Dit is vaak voldoende om de diagnose te stellen. Als er twijfel bestaat wordt er soms ook een CT-scan gemaakt.
​
​
Behandeling
Niet-operatief:
In eerste instantie wordt artrose van de achtervoet vaak zonder operatie behandeld. De behandeling bestaat vaak uit het aanpassen van schoenen en/of zolen, soms aangevuld met pijnstilling en aanpassing van de belasting. Een steunzool kan de stand van de voet corrigeren en ondersteuning geven zodat er minder pijn ontstaat. Daarnaast kan een goede schoen met de juiste pasvorm veel verlichting geven. Soms is het beter een schoen op maat te laten maken, een (semi) orthopedische schoen. Deze schoenen worden gemaakt door een orthopedisch schoenmaker. Steunzolen kunnen ook gemaakt worden door een podoloog of podotherapeut.
​
Operatief
Bij een artrose van een van de gewrichten in de achtervoet waarbij aanpassing van belasting en/of schoenen onvoldoende werkt wordt soms gekozen om één of meerdere gewrichten vast te zetten (artrodese). Naast het vastzetten van deze gewrichten wordt zo nodig op dat moment de stand van de voet ook gecorrigeerd.
Afhankelijk van het aangedane gewricht (de bron van de pijn) besluit de orthopedisch chirurg welke operatie noodzakelijk is. De meest voorkomende opties zijn;
- Vastzetten van het onderste spronggewricht (tussen hiel- en sprongbeen)
- Vastzetten van het talonaviculair gewricht (tussen sprongbeen en os naviculare)
- Alle drie de gewrichten in de achtervoet vastzetten, ook wel een triple artrodese genoemd.
Het vastzetten van gewrichten in de achtervoet is een grote operatie. Het beschadigde kraakbeen in het gewricht wordt verwijderd en vervolgens vastgezet met schroeven zodat de botten aan elkaar vast kunnen groeien en de gewrichten niet meer kunnen bewegen. Afhankelijk van welke operatie noodzakelijk is worden 1 of 2 huidsneden gemaakt rond de enkel.
Het doel van de operatie is pijnvermindering en indien nodig het verbeteren van de stand van de voet. Omdat een of meerdere gewrichten door de operatie komen vast te staan is de achtervoet stug na de operatie. Wel houdt u beweeglijkheid in de enkel, middenvoet en voorvoet. Soms is ook na de operatie aangepast schoeisel noodzakelijk. Dit hangt af van de ernst van het probleem.
Voorbeeld van een triple artrodese. Alle 3 gewrichten in de achtervoet zijn vastgezet.
​
Nabehandeling
De nabehandeling van een operatie bestaat uit een lange periode periode onderbeengips. De eerste 4-6 weken mag u de voet in het gips niet belasten. Maak gebruik van krukken, een looprek en/of een rolstoel. De tweede periode van 4-6 weken krijgt u loopgips. Als de botten goed aan elkaar vastgroeien wordt na 8-12 weken het gips verwijderd.
De orthopedisch chirurg bespreekt de precieze behandelduur met u. Nadat het gips is verwijderd start u met fysiotherapie voor oefeningen van spieren in het onderbeen en verbeteren van het looppatroon.
Tijdens de gipsperiode krijgt u bloedverdunnende medicijnen (fraxiparine) ter voorkoming van een trombosebeen. Dit is niet altijd noodzakelijk als u al bloedverdunners gebruikt.
​
​
Risico’s en complicaties
Bij elke operatie is er altijd een kans op een complicatie. De meest voorkomende complicaties die bekend zijn bij deze operatie zijn:
- Wondinfectie. Hiervoor zal wondbehandeling nodig zijn en antibiotica. Bij mensen die roken is de kans op een wondinfectie of vertraagde genezing groter.
- Zenuwletsel. Door de operatie kan er schade optreden van een gevoelszenuw van de voet (nervus suralis). Dit kan door rek tijdens het openhouden van de wond of doordat de zenuw vastgroeit aan het littekenweefsel. Dit zorgt soms voor een doof of juist prikkelend gevoel aan de buitenkant van de voet.
- Trombose. Als gevolg van de operatie en het minder bewegen in het gips kan een trombose optreden. Hiervoor krijgt u tijdens de gipsperiode prikjes met een bloed verdunnend medicijn (fraxiparine).
- Pseudartrose. Het bot dat is gecorrigeerd groeit niet aan elkaar vast. Soms is dan langere tijd gips of een nieuwe operatie noodzakelijk. Mensen die roken hebben meer kans op deze complicatie.
- CRPS (complex regionaal pijn syndroom). Na de operatie kan een langdurige heftige lichaamsreactie ontstaan aan de enkel of voet. Klachten hierbij kunnen onder andere zijn; roodheid, pijn, zwelling, en een klamme of overgevoelige huid.